donderdag 30 juni 2022

Woensdag 29 juni – dag 9: Dovre – Rondane (Solhaug Camping)

De wereld zag er vanmorgen heel anders uit: de zon scheen! Wat een verademing. We waren er wel klaar mee, met die huilbuien uit de wolken. Ik bedoel, de wereld staat in brand maar dat blus je niet op die manier. Gauw de spullen weer gepakt en naar de receptie om te betalen. We raakten er nog even aan de praat met de uiterst vriendelijke beheerster. Zij en haar man kochten het stuk grond eind jaren negentig om er een kleinschalig boerenbedrijf te beginnen, met een kleine camping ernaast, en een plek te hebben waar hun zeven kinderen veilig konden opgroeien. Met hart en ziel bestierden zij de winkel. Die familiebedrijven zijn toch altijd oneindig veel leuker dan de grote commerciële ketens. Goed, we vertelden dat we vroeger zowel de Hardangervidda als Rondane en Jotunheimen te voet doorkruist hadden met tent op de rug, wat haar de opmerking ontlokte ‘o, you’re that kind of people!’. Was het nu een compliment of juist niet? We besloten maar voor het eerste te kiezen. Dat ze ons bij het afrekenen opeens 50 kronen méér rekende dan afgesproken, het zij haar vergeven.

De eerste stop was bij de Snøhetta, 2286m, het hoogste punt van de Dovrefjell. Vanaf de parkeerplaats, waar het nog vrij rustig was, kon je een wandeling maken van anderhalve kilometer waarbij je 120 m moest klimmen om het uitzicht te bewonderen. Behalve het uitzicht, dat beslist de moeite waard was, stond er een groot gebouw met glazen wanden aan de voorkant zodat je ook bij slecht weer de vallei kon overzien. Er stond een camera opgesteld, gericht op het woongebied van de muskusossen die sinds jaar en dag de Dovre bevolken. Op een scherm konden we ze goed volgen. Een Nederlandse studente die onderzoek deed naar deze dieren gaf uitleg. Zo mochten we een stukje voorpoot van zo’n os optillen: loodzwaar! Hoe ze aan zo’n afgehakte hoef kwamen werd er niet bij verteld…Al met al beslist de moeite waard. Niet in de laatste plaats omdat het gebouw zelf een architectonisch hoogstandje was, zowel van binnen als van buiten.

We reden verder, richting Rondane. Op een mooie plek aan het water, aan een picknickbank van bijzondere vormgeving lunchten we met het brood en de melk die we die ochtend nog even snel gekocht hadden. En toen op zoek naar een tentplek. Dat viel niet mee. De eerste camping die we binnenreden stond stampvol met stacaravans, gewone caravans en campers. We gingen toch maar even vragen of ze misschien ergens een aparte plek voor tenten hadden. Een heel vriendelijke jongen zei dat ze dat zeker hadden. Hij liep met ons mee, en te midden van al dat woonwagengeweld was er een stukje gras dat beter de naam van moeras had kunnen hebben. Daar konden we toch prima staan? Ja, als het ging regenen had je wel kans dat de rivier buiten zijn oevers trad, maar hij dacht dat het vandaag wel droog zou blijven. Het leek ons, hoe gek toch, helemaal geen goed idee. We bedankten de jongeman vriendelijk en reden door. De volgende camping: idem dito. Alleen hier geen moeras maar wel een onmogelijk klein grasveldje. En dooorrrrrr…naar de volgende: de Solhaug camping. En daar…was helemaal niemand! Nou ja, één dame in een kampeerbus. Het was er schitterend. Er waren 5 kleine cabins – je zou ze het label ‘rustiek’ kunnen geven, maar daarmee doe je ze tekort – en verder meer dan genoeg kampeerplekken. Onder de bomen, in het gras, uitkijkend op het meer of op de bergen. Superschoon sanitair, een keuken, een overdekte plek met tafeltjes en een grote vuurplaats in het midden. Een paradijsje!

We bekeken wat er op het bord bij de ingang stond. Wilde je een hut? Kijk maar waar een sleutel in zit, die kun je nemen. En bel maar even als je wilt kamperen. Dat heb ik gedaan, dat doe ik in het buitenland altijd met Skype; tien jaar geleden heb ik een tegoed van €10 gekocht en daar is nog steeds €5 van over. Ik kreeg Mari-Ann meteen aan de lijn. Ze zou later op de dag langskomen om het geld te innen. Kampgeld: €17. Voor Noorse begrippen is dat spotgoedkoop.

De tent stond snel, de boel ingericht, stoeltjes uitgeklapt en een glaasje ingeschonken. De zon scheen: domweg gelukkig in Noorwegen!
                                                

                  
                                          






















dinsdag 28 juni 2022

Dinsdag 28 juni – dag 8: Lom – Dovre




Die rode speld, dat zijn wij dus 😏

Soms wordt er voor je besloten, zomaar opeens. Dat overkwam ons vanmorgen toen we de cabin nog een dagje extra wilden huren. Het goot van de regen, met bakken kwam het weer/nog steeds uit de lucht. We hadden inmiddels begrepen dat het de hele dag zou duren, en uitwijkmogelijkheden waren er niet echt. We stonden dus laat op, dronken op ons dooie gemak koffie en tegen elven liep ik naar het café waar de uitbater na enig wachten uit de keuken verscheen. Tenminste, meestal. Nu niet, ook al sloeg ik een paar keer hard op de gong die voor dat doel op de toonbank stond. Nou ja, dan later nog maar even proberen. We fatsoeneerden de kamer een beetje. Bert had op de bank geslapen en ik op een van de matrassen die we uit het piepkleine slaapkamertje gehaald hadden. Daar kon je echt je kont niet keren, en dit was een prima oplossing. Om half twaalf probeerde ik het nog eens, deze keer kwam de baas wél tevoorschijn. Ik zwaaide al met wat bankbiljetten, maar helaas, die vlieger ging niet op: alles was vol voor komende nacht. We moesten weg, er zat niets anders op. Wel kregen we een handgeschreven ansichtkaartje van hem mee, met dank voor ons bezoek. Waar vind je dat nog? We gooiden alles maar weer in de auto.

Ons plan was om naar Mysuseter te gaan, in Rondane Nationaal Park. Maar dat was nu beslist geen goed idee. Er werd noodweer verwacht. We zijn uiteindelijk iets noordelijker, naar Dovre gereden en terechtgekomen op een leuke camping met bijzonder vriendelijke mensen. Daar hebben we een ook weer een cabin gehuurd, wederom met eigen sanitair en keuken, wel zo comfortabel met dit weer. Het is echt een zegen dat je daar zo makkelijk gebruik van kunt maken hier, en ook nog betaalbaar! Nu geven we verder sowieso niets uit. We zijn welgeteld één keer in een supermarkt geweest, en één keer bij een klein winkeltje voor brood. Twee keer hebben we ergens koffie gedronken, en dan heb je het wel gehad. Benzine en overnachtingen, dat is het zo’n beetje. Tolwegen hebben we ook nog niet gereden, wel twee keer met de ferry. Daar komt later nog een rekening van thuis, zal niet meer dan €15 zijn. Kortom, Noorwegen is best te doen 😁

Dovre ligt tussen de Dovrefjell en Rondane in, een mooi uitgangspunt voor de volgende dag. In de hoop dat het dan droog is, maar dat is wel de verwachting. We willen ook héél graag de tent weer opzetten, van de zeven nachten die we hier nu zijn hebben we er maar twee gekampeerd. Hopelijk lukt dat morgen, en ook om eindelijk eens wat wandelingen te maken. Zelfs daar is het tot nu toe niet van gekomen, maar dat komt omdat we graag door die waanzinnig mooie landschappen hier wilden rijden. Dat is ook wat waard.

Als morgen de zon schijnt gaan we eerst de Dovrefjell verkennen. Dat is - alweer - een hoogvlakte, en met een beetje geluk kunnen we daar Peer Gynt tegenkomen, de bergkoning uit het verhaal van Ibsen dat door Grieg op muziek gezet is. Daarna rijden we naar Rondane Nationaal Park. Daar vond indertijd onze eerste kennismaking met dit wonderschone land plaats. We liepen er een meerdaagse tocht en moesten de eerste dag urenland omhoog van de ene kei naar de andere springen. Met de zwaarbepakte rugzak op. Toen we uiteindelijk bij de berghut kwamen rook het daar zo heerlijk naar versgebakken brood! We besloten er de volgende ochtend dus te ontbijten (slapen deden we in onze eigen tent). De klap in het gezicht kon niet groter zijn: dat brood, dat goddelijk ruikende brood, bleek zonder zout gebakken te zijn...

Nu hebben we zelf brood bij ons, mét zout. Waar we in Rondane morgen uiteindelijk neerstrijken is  afwachten. Eens kijken wie dat voor ons gaat beslissen. Of mogen we dat helemaal zelf weten?



Check het regenpijpje...

maandag 27 juni 2022

Maandag 27 juni – dag 7: Gjerde/Jostedalen – Lom

Eerst kom ik nog even terug op een mooi voorval van gisterochtend, vlak voordat wij vertrokken uit Aurland. Opeens zagen we aan de overkant van de woest kolkende bergbeek een troepje gemankeerde witte monniken. Man, vrouw, zoontje van een jaar of 10. De mannen begaven zich uiterst behoedzaam richting water, deden hun badjassen uit en dompelden zichzelf heel snel een paar keer onder in het ijskoude water. De dame keek het even aan en besloot het te houden bij het maken van een filmpje. Vanaf het terras van een cabin iets verderop klonk luid applaus bij de tewaterlating, terecht! Misschien kwamen ze wel uit de sauna, wie zal het zeggen. Wij moesten er persoonlijk niet aan denken.

Het eerste wat ik zag toen ik vanmorgen de deur opendeed was een uittocht van campers: de Italiaanse variant van ‘We zijn er bijna’ zette zich langzaam in beweging. Later hoorden we van de vriendelijke beheerder dat ze normaal nooit groepen toeliet, omdat het een kleine camping is, maar voor deze mensen maakte ze een uitzondering omdat ze hier al jaren kwamen. En aangezien ze ook allemaal in de categorie bejaard vielen waren ze heel rustig en niemand tot last. Wat klopte. Wij zullen zelf vermoedelijk ook niemand tot last zijn, behalve als we teveel drank op hebben (maar dat is niet vaak meer het geval).

Vanmorgen maakten we gebruik van het koffiezetapparaat in de campingkeuken. De koffie smaakte alsof we thuis waren, wat niet zo gek was want we konden het zetten in hetzelfde type Mocca Master dat we in onze eigen keuken hebben. Werkelijk álles was hier aanwezig, tot een afwasmachine aan toe. En alles ook even spic en span. De douche was niet zo’n klein benauwd hokje, waar het onmogelijk is je sokken droog aan te trekken, maar een ruime badkamer annex wc.

De lucht zag er dreigend uit, dus we gingen vlug op pad. Naar de Nigardsbreen, een grotere uitloper van de Jostedal-gletsjer dan die van gisteren. Bij het plaatselijke supermarktje kochten we nog snel een krakend vers bruin brood en een paar croissantjes. Op naar de parkeerplaats van de Nigard. Nou, die dreigende lucht was allang niet dreigend meer: het góót. We hebben uit de auto nog wel wat foto’s gemaakt maar eigenlijk was het geen doen. We zetten koers naar Lom, eerst een uur terug naar de 55 en toen langs de Sognefjord in oostelijke richting. Onderweg dronken we nog een kop koffie, kaneelbroodje erbij, en daarna begonnen we al snel aan een flinke stijging. De ene haarspeldbocht na de andere, hoger en hoger. Intussen ging het steeds harder regenen, er ontstond ook veel mist. Kilometers achter elkaar, bocht na bocht, waarbij je niet alleen uit moest kijken niet het ravijn in te rijden maar ook moest zorgen geen fysieke confrontatie met de naar beneden sjezende campers te krijgen. En voordat iemand denkt: wat zeuren ze toch over die campers; die vormen de overgrote meerderheid van het verkeer hier. Eén op de tien auto’s is van een Noor, de rest van Nederlanders en Duitsers. Daarvan is dan weer één op de negen een personenauto. Echt waar. Op een doorsneeweg is dat allemaal geen probleem, maar in die haarspeldbochten zorgt het voor behoorlijk vervelende momenten. Vooral als de bestuurder niet op de hoogte is van de ‘stijgend verkeer heeft voorrang’-regel.

Maar goed, op een gegeven moment waren we dan toch helemaal boven. En, ondanks het noodweer, het was fantastisch! Ja, het was jammer dat we er niet uit konden om foto’s te maken, maar desondanks genoten we voor tien. Wat een landschap. We konden er haast geen genoeg van krijgen. Alsof die slagregens voor een extra dimensie zorgden.

Na een uur of drie kwamen we weer beneden, en ook deze keer ging dat veel geleidelijker dan omhoog. Net als bij de tocht van Aurland naar Laerdal is het dan ook hier aan te raden om vanuit Lom naar de Sognefjord te rijden als je geen fan bent van urenlang haarspeldbochten rijden.

In Lom, het regende nog steeds, zochten we bij de eerste de beste camping naar een cabin. Het was nogal een groot en toeristisch gebeuren daar. De cabin die we toegewezen kregen zou je echter nog niet eens als kippenhok willen gebruiken. Ja, er stond een stapelbed en er was een kookplaatje, maar dat was alles. Voor €71 vonden we dat geen goed idee, dus leverden we de sleutel weer in. Nadat we ons geld hadden teruggekregen probeerden we ons geluk een paar kilometer verderop, en ja hoor, prijs! We zitten nu in een hele ruime hut, heerlijke hoekbank, goed ingericht keukentje, met eigen sanitair , op een rustige plek. De eigenaar spreekt alleen Noors, maar kon toch net enigszins verstaanbaar ‘Cees Verkerk’ uitspreken, wat ons natuurlijk direct vrienden voor het leven maakte. En dat alles voor maar €9 meer.


Ons mini-hutje in Gjerde, dat er
kleiner uitziet dan het is




De volledig geoutilleerde keuken
voor verregende kampeerders


De verblijfsruimte


Twee foto's vanuit de auto



zondag 26 juni 2022

Zondag 26 juni – dag 6: Aurland – Jostedal

Gisteravond hadden we een hele tijd zitten praten met een jong stel Nederlanders, ook uit Groningen. Zij hadden hun tentje vastgeprikt op het gras, dat niet speciaal voor tenten bedoeld was maar af en toe wel een tentje kon verdragen. De eigenaar vond het allemaal prima. Zij vertelden dat ze twee dagen ervoor wild gekampeerd hadden, en daarbij gezelschap hadden gekregen van tientallen teken. Ze moesten ze zelfs van het tentdoek vegen. Natuurlijk waren ze zelf ook niet ongeschonden uit de strijd gekomen, getuige enkele foto’s. Op een of andere manier hadden wij het idee gehad dat die beestjes in Noorwegen niet zouden voorkomen, behoorlijk naïef natuurlijk. Dus vanaf nu: tekencontrole! Ik ben al een keer eerder geïnfecteerd geweest met Lyme, daar wil ik het maar bij houden.

Later dan gepland, we konden haast niet loskomen van de mooie plek, begonnen we aan de tocht over de Aurlandsfjellet. Nou, dat viel niet tegen! Goed, je moest eerst spitsroeden lopen, of liever gezegd rijden, via behoorlijk steile haarspeldbochten met als het tegenzat vier campers die je tegemoet kwamen en de bocht maar nauwelijks konden maken, maar de beloning was zoet. Een schitterend zomers sneeuwlandschap. Dan weer reden we tussen hoge sneeuwmuren door, dan weer zagen we mijlen om ons heen niets dan sneeuwheuvels. Al met duurde het zeker een uur voor we deze onwaarschijnlijk mooie voorstelling weer verlieten. De afdaling naar Laerdalsøri was vrij geleidelijk. Voor wie hoogtevrees heeft is het dus aan te bevelen de route vanaf die kant te starten. Niet dat ik daar last van had hoor, het kwam doordat ik het gewoon heel spannend vond dat we zo’n mooie tocht gingen maken. Daardoor stond het zweet in m’n handen (ik reed).

Na deze spectaculaire rit stoomden we op de ferry van Fodnes naar Manheller, waar we direct de tunnel ingeleid werden. Geen ontsnappen aan. We wilden nu de Sognefjellet rijden, althans een deel ervan vandaag en morgen verder. Tot Bert opeens zei dat hij graag nog eens naar de Jostedalsbreen wilde, de grootste gletsjer op het vasteland van Europa. Ik kon me daar niets van herinneren maar we waren er in de buurt, dus verlieten we na een kilometer of dertig de 55 en zetten koers richting Gjerde. Op de kaart – ja, lekker ouderwets, zo’n papieren ding maar hier echt het meest overzichtelijk – zagen we dat daar een camping moest zijn. De rit ernaartoe was enigszins saai, maar opeens kwamen we weer in de bewoonde wereld. Soort van dan, Gjerde is een klein dorpje in the middle of nowhere. Maar er was inderdaad een camping. We meldden ons, vroegen naar een tentplek. Tja, dat was nu net vandaag een beetje problematisch. Er zou een grote groep Italianen komen en er was alleen nog een klein plekje aan de rand achteraan vrij. We keken naar de lucht, we keken naar elkaar en vroegen naar een cabin. Jazeker, er was er nog een vrij die voor ons heel geschikt zou zijn. Van buiten leek hij nogal klein, maar van binnen was het prima. Met, ook hier weer, een ‘keukentje’ met alle benodigdheden zoals pannen, bestek, glazen, borden en een ruime koelkast. We hoefden niet langer na te denken. Verder is het sanitair hier blinkend schoon, en, klap op de vuurpijl, er is een enorme keuken met aanpalende verblijfsruimte vol tafels en stoelen. Voor als het regent.

Nadat we ons geïnstalleerd hadden reden we naar een kleine uitloper van de gletsjer die vrij dichtbij was. Vanuit de parkeerplaats zagen we hem al liggen. Het pad ernaartoe was makkelijk te belopen, met een paar vlonders over kleine bergbeekjes. Toen we er bijna waren begon het opeens te regenen, steeds harder en harder, helaas pindakaas maar we moesten terug. Kletsnat kwamen we bij de auto. Terug in onze hut trokken we warme en droge kleren aan, en nu zitten we gezellig met een glaasje wijn ons te vergapen aan TWINTIG Italiaanse campers die achter elkaar het terrein oprijden…het kan verkeren. Morgen verder!









Op de veerboot




Op de achtergrond de Bergset gletsjer


zaterdag 25 juni 2022

Zaterdag 25 juni -dag 5: Eikhamrane – Aurland

Er is een nieuwe hype in campingland. Een béétje globetrotter laat de camper of de koepeltent links liggen: een daktent, dat is het helemaal! Je herkent de trot se bezitter aan een auto met imperiaal waarop een grote, vierkante zeildoeken bak. En zeg nou zelf, dan waan je je toch op safari ergens in Afrika? (Vraag: wat doe je dan eigenlijk in Noorwegen??) Goed, je hebt hem net opgebouwd, slaapzakken erin, laddertje eraan gehangen, gezellig snoertje met lichtjes eraan. Shit, de koffie vergeten. Alles er weer uit, de boel inklappen. Hoes eromheen, vastzetten. Naar de supermarkt. Koffie gekocht. Terug op het terrein, plaats weg – je was vergeten hem te markeren met je campingtafel. Nieuwe plek zoeken. Alleen nog plek tussen een paar campers. Geen uitzicht. Toch maar opnieuw opgebouwd. Klaar! Hèhè, tijd voor een biertje. Waar is het bier eigenlijk? Wel gloeiende g…..
En zo vermaken wij ons natuurlijk wel. Gewoon kijken naar wat er gebeurt op zo’n camping.

Vanmorgen mochten zij naar óns kijken. We pakten alles namelijk weer in om de volgende stap te zetten. Die er iets anders uitzag dan oorspronkelijk gepland. In dat plan was het de bedoeling geweest om naar Alesund te gaan, via pontjes, bruggen en ongetwijfeld ook tunnels. Maar telkens weer worden we erin bevestigd: we zijn geen mensen voor kust en water. Het is hier ontegenzeggelijk mooi, alleen denkt bijna iedereen er zo over en met iedereen bedoel ik dan vooral Duitsers en onze eigen landgenoten. Die praktisch zonder uitzondering in een grote, grotere, grootste camper rijden. Dat staat ze natuurlijk helemaal vrij, maar het zorgt ook voor flinke vertraging op de smalle bochtige wegen. En even omrijden zit er hier niet in, tenzij je wilt gaan zwemmen. Alles bij elkaar namen we vanmorgen de beslissing: we richten ons meer op het binnenland. Daar zitten we nu, in Aurland. Ok, dat is óók aan een fjord, de Aurlandsfjord, maar aan de rand.

Vanaf de camping was het een half uurtje rijden naar de veerpont die ons naar Kvanndal zou brengen. Het was er bijzonder rustig, ook wel eens fijn. In twintig minuten waren we aan de overkant en konden we onze weg vervolgen. Die ons voor een groot deel door tunnels voerde, de langste van vandaag was 11,5 km. Ik schat dat we zeker 30 km lang bergen van binnen hebben kunnen bekijken.

Ons doel vandaag was camping Skresanden. We hadden begrepen dat je daar wat tentplekken had maar ook heel goed een cabin kon huren, en dat wilden we graag. Mooi op tijd kwamen we aan, na eerst nog een kort bezoekje aan de supermarkt gebracht te hebben. De eerste keer van deze vakantie. We kochten brood, broodbeleg en Griekse yoghurt. Met mijn fabuleuze Wise creditcard kon ik ook hier moeiteloos in kronen afrekenen. Echt een aanrader, die Wise! Bij de camping zelf stond een oude baas buiten zijn auto te wachten. Het bleek de eigenaar te zijn, die alleen maar Noors sprak. Gelukkig doen dan handen en voeten hun werk, en we kregen een prachtige cabin toebedeeld. Aan een riviertje, rotswanden op prettige afstand en dus niet te donker. Een pareltje!

Morgen gaan we hoog over een bergplateau, een weg die bekend staat als een van de mooiste routes (er zijn er nog een paar): de Snovegen. Dat is een tocht van zeker drie-en-een-half uur. Er is een andere optie, de Laerdaltunnel van 24,5 km. Maar dat willen we juist niet, tunnels even genoeg gezien.

Nu eerst lekker lezen, Jonathan Franzen moet er aan geloven met zijn veel besproken boek ‘Kruispunt”. O ja, bijna vergeten, geen daktent te zien hier.







vrijdag 24 juni 2022

Vrijdag 24 juni – dag 4: Eikhamrane (Odda en omgeving)

Noorwegen. Je denkt aan kou, regen en wind. Wat het vandaag was: wolkeloze hemel en 26 graden! Zo zie je maar. Niet echt handig dat ik dit opschrijf natuurlijk, dat is de goden verzoeken. En dan hebben we morgen: kou, regen en wind.

Zoals altijd was de kampeerkoffie voortreffelijk. Met de laatste meegenomen krentenbollen legden we een bodempje om de dag mee te beginnen. Omdat we geen vastomlijnd plan hadden besloten we eerst maar eens naar Odda te gaan, een minuut of twintig hiervandaan. Daar konden we dan bij de VVV wat informatie inwinnen. Onderweg tankten we nog even, niet echt noodzakelijk maar met een halflege tank en spotgoedkope benzine konden we de verleiding niet weerstaan. €2,45 per liter, waar vind je dat nog vandaag de dag? Nou, hier dus. In Kristiansand was de benzine goedkoper, goedkoper zelfs dan in Nederland, maar ja, toen was de tank nog vol. En de prijzen hier ter plekke liggen over het algemeen tegen de €2,80, dus we voelden ons echte mazzelaars. De informatie op ons dashboard gaf aan dat we nu gerust weer 920 km konden rijden, prima dus. Dat diezelfde informatie een kwartier later aangaf dat het om 640 km ging, dat namen we maar voor kennisgeving aan.

In Odda was de VVV gauw gevonden. Het is een tamelijk nietszeggend plaatsje. Met als ultieme attractie een aardbeienverkoper op het pleintje die we niet zomaar voorbij konden lopen, we kochten er een grote bak zomerkoninkjes. Bij de VVV vertelde een enthousiast meisje dat je, aan de andere kant van de fjord, toegang had tot de hoogvlakte Hardangervidda. Er was een parkeerplaats, en dan kon je zo het gebied inlopen. Dat klonk goed! Tot ze erbij vertelde dat je wel €30 voor het parkeren moest betalen. Maar daar had ze een prima oplossing voor: als je je auto langs de weg beneden zette, bij de waterkrachtcentrale, en daar een kaartje voor kocht à raison van €9 pp, kon je én de centrale bezoeken én de Hardangervidda verkennen. Moest je nog wel even helemaal naar boven klimmen. Je raadt het al, dat idee lieten we direct varen. Wat we wel deden was naar Lofthus rijden, een lieflijk plaatsje aan de fjord. Tenminste, zo staat het omschreven in de Trotter. Zelfs het plaatsje waar de auteurs het meest van hielden. Het was inderdaad aardig, met veel goed onderhouden rozenstruiken, maar niet iets om over naar huis te schrijven (in een blog vermelden is natuurlijk iets anders). En, niet onbelangrijk, een bakker met een klein terrasje aan de voorkant. Daar deden we ons tegoed aan een kopje koffie en een lekker vers gebakken kaneelbroodje. Ok, het kostte wat, maar daar kun je hier wel over blijven zeuren en daar wordt het niets goedkoper van.

Even een punt van aandacht. Voor wie niet van tunnels houdt is Noorwegen absoluut geen geschikt land. Er zijn er talloze, veelal ook nog vrij slecht verlicht, smal en in lengte variërend van een paar honderd meter tot 24 km! Die laatste schijnt wel heel bijzonder te zijn, ze hebben daar naar ik begrijp veel moeite gedaan de passanten van een mooi kleurenspel te laten genieten. Gisteren was er een tunnel afgesloten wegens onderhoud. We moesten in ganzenpas achter een werkauto aanrijden, helemaal om de berg heen. Al met al kostte het iets van 40 minuten extra. Je moest dus geen haast hebben.

Na Lofthus reden we naar de Buar gletsjer, dicht bij Odda. De weg ernaartoe werd steeds smaller en mondde uiteindelijk uit in een onverhard weggetje. Wij reden in een rustig tempo omhoog, toen er opeens een rode vrachtwagen de hoek om kwam stuiven, op weg naar beneden. Maar we konden elkaar met geen mogelijkheid passeren, veel te smal. Hij kon nog net op tijd op de rem trappen zodat we niet verpletterd werden. Ik moest daarna een heel stuk achteruitrijden tot ik een plek zag waar ik achteruit in kon draaien. Pfff…De vrachtwagenchauffeur trakteerde me wel op een dikke duim.

Bij de parkeerplaats werd aangekondigd dat je bij het uitrijden moest betalen. Voor, jawel, €15 mochten we een plekje uitzoeken. We liepen een stuk op weg naar de gletsjer en waren onder de indruk van de kracht waarmee het water zich van de bergen stortte zodat kolkende beken ontstonden. De klauterpartijen naar boven toe waren helaas voor ons teveel van het goede. Bert is nog steeds herstellende van zijn griep (geen covid) en zijn conditie laat te wensen over. We liepen dus terug, deden de bergschoenen uit en reden terug. Bij de uitgang van de parkeerplaats kwam de afrekening: €18,50!

Morgen gaan we door naar Saebo, dat is zo’n anderhalf uur rijden hiervandaan, in noordelijke richting. Eens kijken wat we daar aantreffen. Als het maar geen kou, regen, wind is…

Saebo






donderdag 23 juni 2022

Donderdag 23 juni - dag 3: Flateland - Eikhamrane (Hardanger)

Rust, reinheid, regelmaat. Driemaal R. Van die laatste twee ben ik niet zeker, maar Rust hadden we zeker! Op de weg, welteverstaan.

Vanmorgen hadden we de boel snel weer bij elkaar gepakt. Voordat we wegreden raakten we met de buren aan de praat, ook Nederlanders. Die waren al twee weken onderweg geweest en nu op de terugweg. Hij vroeg of wij enig idee hadden wat een camper van bescheiden afmetingen wel niet kostte. Wij gokten op €60000, maar daar moest hij hartelijk om lachen. Nee hoor, denk er maar €30000 bij! Zij kampeerden zelf net als wij, tentje mee en af en toe een cabin (kan ook omgekeerd zijn). Hij had een eigen bedrijf gehad, vermoedelijk waren ze daar niet armer van geworden, maar hij vond het helemaal niks. Die campers dan. Tja, en wie ons kent weet hoe wij erover denken, dus we hadden meteen gespreksstof. Zij kwamen uit Zuid-Limburg en voor de verandering moesten nu zíj een heel stuk extra rijden, wat wij natuurlijk doen als we naar mediterrane oorden willen.

We gingen op pad. Naar Eikhamrane, om precies te zijn. Dat ligt aan de Hardangerfjord en volgens onze informatie was daar een kleine maar prettige camping. Nou, de tocht ernaartoe was al van een onwaarschijnlijke schoonheid. We reden over hoogvlaktes met rotsen van geoxideerd koper, langs watervallen die iedereen een gratis douche bezorgden – auto gratis gewassen, dat scheelde weer – en door sneeuwvelden met langs de weg muren van anderhalve meter sneeuw. We klommen, bleven hoog, daalden weer. Uiteindelijk kwamen we bij de Hardangerfjord en inderdaad, daar was een kleine camping met een gemoedelijke dame die ons wees waar het tentveld was. Tja, en daar staan we nu. Uitzicht over de fjord, die, hoewel het nog niet de spectaculaire uitzichten heeft van het deel dat dichterbij de kust ligt, toch behoorlijk indrukwekkend is.

Het temperatuurverschil met de sneeuwvlakten van vandaag is groot: het is hier 26 graden terwijl het op de hoogvlakte 13 was. De korte broek kon meteen aan. Voor Bert kocht ik bij de receptie een heel groot vanille-ijsje, zelf nam ik een simpele ijslolly. Ik ken mijn plaats.

Woensdag 22 juni - dag 2: Kristiansand - Flateland

’s Morgens werden we op hardhandige wijze uit ons bed getimmerd. Uit een centrale luidspreker kwam een snerpende stem die ons erop wees dat het ontbijt genuttigd kon worden van 7 tot 9.30. Alleen, het was al over achten. Grapjassen. Diezelfde stem maande ons een uur later om ‘voor uw aigen vailighaid op dek 6 of 7 te blaiven wachten’. Wat we toen maar gedaan hebben. Zo’n stem wil je niet tegen je kraigen.

Om precies tien uur meerden we aan, en het uitrijden ging vlot. Daarna niet meer: de rijen voor de douane waren lang, we hebben daar zeker drie kwartier moeten wachten. Er waren twee rijen voor groen, niets aan te geven, en één voor rood. Daar stond, hoe gek toch, niemand. Wij waren wel heel braaf geweest en hadden ons surplus aan wijn al de dag ervóór gemeld. Daar is een handige app voor, toll.no. Bij het invullen moest je aangeven wanneer je precies de grens zou passeren. Wist ik veel, we zaten op de boot. Dus had ik fictief wat ingevuld. Dat bleek niet handig, het document was maar twee uur na uitgifte geldig. Ik had dus wel betaald, maar toch ook niet. Zoiets. Nou, we namen gewoon de gok en werden niet uit de rij gepikt. Niemand trouwens. Personeelsgebrek denk ik. Waar hebben we ik dat nou toch meer gehoord?

Na het uitrijden gingen we elk ons weegs. Wim en Jet richting Stavanger, wij naar Flateland. Dat lag op zo’n kleine drie uur rijden en dat leek ons een mooi begin van de reis. De weg voerde vooral door bos, afgewisseld met bewoning. De camping was ruim, hoewel een hoog campergehalte (waar niet tegenwoordig), maar we waren te gaar om nog een tent op te zetten. We namen dus een cabin, en dat was heerlijk. Onze slaapzakken op de houten britsen, klaar. Er was zelfs een piepklein keukentje, met twee elektrische kookpitten en al het benodigde keukengerei. Terwijl Bert couscous maakte deed ik een poging aan het blog te beginnen. Wat voor geen meter lukte. In een poging dan maar even te helpen met koken liet ik de couscous aanbranden. Die desondanks nog te eten was. Soms heb je pech, soms heb je geluk. Zoals wij nu. Net als gisteren gingen we vroeg slapen, wat wel raar is als het nog zo licht is. Maar daar zullen we komende weken aan moeten wennen. Slaapmasker op en wegwezen!




Nabeschouwing

Hierboven de route zoals we hem uiteindelijk gereden hebben. Op de teller kwamen we net iets boven de 3000 km uit. Dat komt natuurlijk omdat...